Iridium
    Je lijkt een browser te gebruiken die niet wordt ondersteund

    Verouderde browsers kunnen je computer blootstellen aan veiligheidsrisico's. Om onze site optimaal te kunnen gebruiken, moet je upgraden naar een nieuwere browser.

    Spijsverteringsstelsel

    Behandeling: anale en rectale tumoren

    Anale tumoren ontwikkelen zich in het anaal kanaal. Dit is de darmregio die zich net boven de anus bevindt. Rectum- of endeldarmkanker treedt op in het laatste deel van de dikke darm. Dit type kanker ontwikkelt zich vrijwel altijd uit een poliep van het slijmvlies. Dit is vaak een proces van jaren. Men schat dat ongeveer een derde van alle darmkankers in het rectum of de endeldarm voorkomen.

    In het kader van jouw behandeling voor een anale of rectale tumor is uitwendige bestraling noodzakelijk. Deze uitwendige bestraling of radiotherapie kan eventueel gecombineerd worden met chemotherapie om de kankercellen gevoeliger te maken aan de bestralingen. Vraag hierover meer informatie bij je behandelende oncoloog.

    Bestraling bij anale en rectale tumoren

    De simulatie

    Simulatie
    Vóór de bestralingen van start kunnen gaan, dien je eenmalig naar het ziekenhuis te komen voor een simulatie. De arts zal je vragen om vóór de simulatie de blaas te vullen: gelieve 1 uur voor de simulatie leeg te plassen en aansluitend 2 bekers met water te drinken (ca. 400 cc). Je mag pas plassen na de simulatie.
    Praktisch
    Gelieve ook telkens 1 uur voor elke bestralingssessie leeg te plassen en aansluitend 2 bekers met water te drinken (ca. 400 cc). Nadien niet meer plassen tot na de bestralingssessie. Dit zorgt voor een consistente blaasvulling en komt de nauwkeurigheid van de bestralingen ten goede.

    Mogelijke reacties van het lichaam op de bestralingsbehandeling

    Bestraling werkt alleen in het gebied van het lichaam dat bestraald wordt. Afhankelijk van de plaats die bestraald wordt, kunnen lokaal bijwerkingen optreden. Sommige mensen hebben veel last van bijwerkingen, anderen merken er weinig van. De ernst van eventuele bijwerkingen heeft niets te maken met het resultaat van de behandeling. Als je geen bijwerkingen ervaart, betekent dit niet dat de radiotherapie geen resultaat heeft. Acute bijwerkingen ontstaan tijdens de bestralingen en genezen nadat de bestralingen afgerond zijn. Dit kan wel enkele weken duren. 

    Het te bestralen gebied (endeldarm of anaal kanaal en drainerende klierstreken) ligt achteraan in het bekken.
    Ondanks het gebruik van de meest geavanceerde bestralingstechniek die momenteel voorhanden is (zogenaamde volumetrisch gemoduleerde boogtherapie), is het onmogelijk om dit gebied te bestralen zonder de omliggende organen (blaas en darmen) hierbij te betrekken.

    Ook de huid wordt onvermijdelijk gedeeltelijk mee bestraald. Uiteraard wordt de dosis op de gezonde weefsels zoveel mogelijk beperkt. Toch zijn bepaalde klachten tijdens en kort na de bestraling vaak onvermijdelijk.
    Huidreacties
    Uitwendige stralen gaan onvermijdelijk eerst door de huid alvorens het te bestralen doelvolume in het lichaam te bereiken. Door de behandeling kan de huid droger en gevoeliger worden. De bestraalde huid kan gaan jeuken. Tot enige tijd na het beëindigen van de behandeling kan de huid verkleurd blijven en kan ze afschilferen.

    De mate waarin de huid reageert, hangt af van een aantal factoren zoals het type straling, de toegediende dosis, het feit of men al dan niet chemotherapie krijgt, en de exacte plaats van de bestraling. Meestal geeft een bestraling van het anaal kanaal beduidend meer huidtoxiciteit dan een bestraling van de endeldarm. Alle reacties van de huid kunnen pijnlijk zijn, bijvoorbeeld bij aanraking door kleding.

    Huidreacties ontstaan gewoonlijk rond de 3de week na de start van de behandeling. Daarna kunnen ze geleidelijk toenemen. De huid verkleurt meestal licht- tot soms donkerrood. Soms kunnen er gevoelige plaatsen ontstaan, met eventueel blaasjes en open wondjes. In het ergste geval kunnen de open wondjes vervloeien tot grote, vochtige plekken. Deze laatste klachten treden vooral op in de huidplooien (typisch in de liezen of rond de aars, maar ook tussen buikplooien) en kunnen, zelfs na het beëindigen van de bestralingsbehandeling, nog verergeren. De huid begint zich weer te herstellen 2 à 3 weken na de laatste bestraling.

    Er maakt een gespecialiseerde wondzorgverpleegkundige deel uit van ons team. De verpleging en/of de arts kunnen je naar haar verwijzen, zij kan dan samen met de arts over de gepaste (thuis)verzorging beslissen.
    Aanbevelingen:
    Deze aanbevelingen gelden enkel voor de plaatsen waar je bestraald wordt. Het is niet noodzakelijk de rest van het lichaam op dezelfde manier te verzorgen. Het is aangewezen onderstaande aanbevelingen ook de eerste weken na de behandeling te blijven toepassen tot de huid volledig hersteld is.
    • Bescherm je huid tegen bijkomende irritatie, verwondingen en ontstekingen zolang de behandeling duurt en dit tot jouw huid volledig genezen is.
    • Op simulatie worden er vochtige doekjes (Cavilon) meegegeven die je na elk toiletbezoek kan gebruiken. Dit legt een beschermende film op de huid en geeft een aangenaam gevoel. Je kan deze doekjes reeds gebruiken vanaf de eerste dag van de bestraling. Verder kan je de bestraalde huid insmeren met een vochtinbrengende crème en dit een tot tweemaal per dag. Indien je pijn, jeuk of een branderig gevoel ervaart, zal de arts je verder kunnen helpen met aangepaste crèmes en verzorgingsproducten.
    • Geef de voorkeur aan een douche in plaats van een bad.
    • Gebruik liever lauw dan warm water bij het wassen. Warm water maakt de huid namelijk droger.
    • Kies een vochtinbrengende zeep met een neutrale pH.
    • Was je voorzichtig met een zacht washandje, dep zachtjes in plaats van te wrijven. Ook drogen doe je best voorzichtig en deppend. Houd de huidplooien droog.
    • Gebruik geen warmwaterkruik of een elektrisch kussen.
    • Vermijd krabben of wrijven bij een branderig of jeukend gevoel.
    • Een koud washandje of een gelkussentje, dat in de koelkast gelegen heeft, kan helpen. Wikkel het koude gelkussen in een doek voor je het tegen de huid plaatst.
    • Vermijd kleding die schuurt of knelt. Loszittende kledij is aan te raden. Draag liefst katoenen kleding als deze rechtstreeks in contact komt met de bestraalde huid.
    • De arts kan Kamillosan® zitbadjes voorschrijven.
    Gastro-intestinale klachten
    Door de bestraling van de darmen in het bekken kan er een ontsteking van het darmslijmvlies ontstaan. Hierdoor kunnen patiënten klagen van frequentere en lossere stoelgang. Eventueel kan er ook slijm- en, zelden, bloedbijmenging optreden. Bovendien kunnen ook darmkrampen optreden en zelfs beperkte misselijkheid indien het bestralingsveld buiten het bekken komt. Deze gastro-intestinale last start meestal vanaf de 3de of 4de week van de bestraling en kan tot enkele weken na het stoppen ervan aanslepen.
    Aanbevelingen:
    Een dieet zal de diarree niet kunnen doen verdwijnen, omdat je voeding niet de oorzaak is van de dunnere en/of frequentere stoelgang. Bij diarree is het wel van belang een gevarieerde voeding te nemen zonder strenge beperkingen.
    • Drink voldoende, minstens 1,5 liter per dag.
    • Gebruik voldoende zout.
    • Geen beperking van voedingsvezels. Bruine pasta, bruin brood, fruit en groenten zijn dus toegestaan in normale hoeveelheden.
    • Vermijd producten die de darmperistaltiek kunnen verhogen, zoals, grote en vetrijke maaltijden, sorbitolhoudende dranken, koffie, alcohol, sommige fruitsoorten (o.a. pruimen, sinaasappels) en gasvormende producten.
    De diëtiste kan hierover meer advies geven. 
    We raden het op eigen initiatief innemen van medicatie zoals Imodium® af en dit omwille van het risico op obstipatie. Bespreek dit zeker eerst met de arts.
    Urogenitale klachten
    Door de beperkte dosis op de blaas kan er ook een ontsteking van het blaasslijmvlies ontstaan, zogenaamde radiocystitis. Hierdoor kunnen patiënten klagen van frequenter plassen, pijn bij het plassen, en verminderde controle of continentie. Dit is een tijdelijk fenomeen, dat meestal begint vanaf de 2de of 3de week van de bestraling maar tot enkele weken na het stoppen van de radiotherapie kan aanslepen.

    Seksualiteit wordt onvermijdelijk beïnvloed door een dergelijke behandeling. Bespreek dit zeker met de arts indien je hierover meer informatie wenst.
    • Mannen:
      Door een dergelijke behandeling kan er tijdelijk vermindering van het libido optreden. Ook vermindering van potentie is mogelijk, door schade aan zenuwen, bloedvaten en zwelling van het weefsel rond de penisbasis. Meestal is dit een tijdelijk fenomeen, al is evt. recuperatie afhankelijk van tal van andere factoren (leeftijd, libido, de erectiele functie voor de behandeling, heelkunde voor of na de bestralingen, chemotherapie en andere medicatie, psychologische factoren zoals relatie met partner en zelfbeeld,...). De sperma-producerende cellen in de teelballen zijn erg gevoelig aan bestraling, zodat minstens tijdelijke infertiliteit te verwachten is. Indien dit relevant voor je is (je hebt nog een kinderwens), bespreek je dit best vooraf met de arts zodat stappen ondernomen kunnen worden om deze cellen maximaal te sparen.
    • Vrouwen:
      Door sommige bestralingen kan het slijmvlies van de vagina ontsteken (zogenaamde vaginitis). Dit uit zich in irritatie, roodheid, zwelling en soms ontstaan er wondjes. De vochtafscheiding kan tijdelijk toenemen. Vaginale penetratie kan pijnlijk zijn. Deze klachten beginnen typisch in de 2de of 3de week van de bestralingen en verdwijnen enkele weken na het stoppen van de radiotherapie. Op langere termijn kan er vaginale droogte optreden, waarvoor evt. een gepast glijmiddel dient voorgeschreven te worden. De eierstokken (ovaria) zijn erg gevoelig aan bestralingen. Bij een radiotherapie op het bekken zullen deze haast onvermijdelijk hun functie verliezen zodat patiënten in de menopauze komen (geen menstruaties meer, typische “overgangs”-klachten) en niet langer vruchtbaar zijn. Indien dit voor jou relevant is, bespreek je dit best vooraf met de arts. Indien je reeds postmenopauzaal bent, verandert er uiteraard niets door de bestralingen.
    Vermoeidheid
    De mate waarin patiënten vermoeidheidsklachten hebben varieert en hangt af van de duur en het type behandeling. Meestal spreekt men van een algemene vermoeidheid die in het begin van behandeling af en toe aanwezig kan zijn en toeneemt naar het einde van de behandeling. De vermoeidheid kan nog enkele weken na het stoppen van de bestralingen aanslepen. Het belangrijkste is dat je naar je lichaam luistert en zo nodig bijvoorbeeld een middagpauze inlast. Probeer, als dat kan, een normaal dagritme aan te houden.


    Late effecten

    Buiten deze bijwerkingen die tijdens en kort na de bestraling optreden, hebben stralen ook bijwerkingen die pas maanden tot jaren later duidelijk worden. Deze hebben veel minder de neiging om over te gaan. Men kan dit zien als een soort van littekenvorming.
    • Huid: De huid kan wat donkerder van kleur worden en het vetweefsel kan wat vaster aanvoelen.
    • Blaas: sommige mensen moeten wat vaker plassen. Meld dit wel aan de behandelende arts omdat uitgezocht moet worden of het een gevolg is van de bestraling of dat er een andere oorzaak is.
    • Darmen: soms is de ontlasting niet meer zoals vroeger, maar wat losser en/of frequenter. Tevens zal er vooral in het begin wat slijm bij zijn, en later af en toe wat bloed. Dit laatste moet je wel altijd melden bij de behandelende arts.
    Elke bestraling brengt een beperkt risico op secundaire tumoren in het bestraalde gebied met zich mee. Dit uit zich pas na meerdere jaren en is vooral van belang bij jongere personen. Sowieso weegt dit theoretische risico niet op tegen de noodzaak van behandeling van je huidige ziekte.


    Extra aandachtspunten

    • Radiotherapie kan ernstige gezondheidsschade toebrengen aan een foetus. Daarom mag men zeker niet zwanger zijn of worden tijdens de bestralingsbehandeling. Breng je arts onmiddellijk op de hoogte bij een mogelijke zwangerschap, ook als deze nog niet bevestigd is.
    • Breng ons op de hoogte als men een pacemaker / defibrillator / neurostimulator of een ander elektronisch apparaat in het lichaam draagt. Enerzijds kunnen door de bestralingsapparatuur elektromagnetische stoorsignalen verzonden worden die kunnen interfereren met het elektronisch apparaat in het lichaam. Anderzijds kan het apparaat schade oplopen als gevolg van de sterke energierijke straling.

    Onze artsen

    Heb je nog vragen?

    Neem contact op met de afdeling radiotherapie van het Iridium Netwerk:   
     

    • Campus Sint-Augustinus: 03/443 39 37
    • Campus Vitaz: 03/760 73 86 
    • Campus AZ KLINA: 03/298 10 00 
    • Campus ZNA Jan Palfijn: 03/800 63 50

    Deze websitepagina werd met zorg samengesteld en is zuiver informatief van aard. Aangezien de medische wetenschap zeer snel evolueert, kunnen geen garanties worden geboden m.b.t. de volledigheid van de inhoud van deze websitepagina. De informatie op deze websitepagina is algemeen van aard en dient te worden begrepen als aanvulling op de specifieke (mondelinge) informatie van de behandelend arts.

    De medische praktijk is geen exacte wetenschap, waardoor een opsomming van mogelijke complicaties op deze websitepagina nooit volledig kan zijn. Door de arts kan geen verbintenis worden aangegaan over het uiteindelijke resultaat van de beschreven behandeling.

    • Iridium Netwerk vzw • Oosterveldlaan 22 • 2610 Antwerpen • BE 0885.546.553 RPR Antwerpen • +32 3 443 37 37 • secretariaat@iridiumnetwerk.be • www.iridiumnetwerk.be
      AZ Klina • AZ Monica • AZ Rivierenland • AZ Voorkempen • GZA Ziekenhuizen • UZA • Vitaz • ZNA

    • Disclaimer
    • Cookies
    • Privacy