Iridium
    Je lijkt een browser te gebruiken die niet wordt ondersteund

    Verouderde browsers kunnen je computer blootstellen aan veiligheidsrisico's. Om onze site optimaal te kunnen gebruiken, moet je upgraden naar een nieuwere browser.

    Urologie

    Behandeling: uitwendige bestraling van de blaas

    Blaaskanker ontstaat wanneer kwaadaardige tumoren zich vormen in de blaas. Blaaskanker komt bijna vier keer meer voor bij mannen dan bij vrouwen. In België is het de vijfde meest voorkomende kanker bij mannen (ongeveer 5 % van alle kankerdiagnoses bij mannen). De ziekte treft vooral mensen van boven de 60 jaar.

    Van je arts heb je vernomen dat een bestraling op de blaas en/of de omliggende lymfeknoop regio’s noodzakelijk is in het kader van de behandeling voor een blaaskanker. Deze bestraling kan eventueel gecombineerd worden met chemotherapie om de kankercellen gevoeliger te maken voor de bestralingen.

    Mogelijke reacties van het lichaam

    Bestraling werkt alleen in het gebied van het lichaam dat bestraald wordt. Afhankelijk van de plaats die bestraald wordt, kunnen lokaal bijwerkingen optreden. Sommige mensen hebben veel last van bijwerkingen, anderen merken er weinig van. De ernst van eventuele bijwerkingen heeft niets te maken met het resultaat van de behandeling. Indien je geen of weinig bijwerkingen merkt, betekent dit niet dat de bestraling geen resultaat heeft. Acute bijwerkingen ontstaan tijdens de bestralingen en genezen nadat de bestralingen afgerond zijn. Dit kan wel enkele weken duren.

    Het te bestralen gebied (blaas en/of omliggende lymfeknoop regio’s) ligt vooraan in het bekken. Ondanks het gebruik van geavanceerde bestralingstechnieken is het onmogelijk om dit gebied te bestralen zonder de omliggende organen hierbij te betrekken. Uiteraard wordt de dosis op de gezonde weefsels zoveel mogelijk beperkt. Toch zijn bepaalde klachten tijdens en kort na de bestraling vaak niet te vermijden. 


    Huidreacties
    Uitwendige stralen gaan onvermijdelijk eerst door de huid alvorens het te bestralen doelvolume in het lichaam te bereiken. De mate waarin de huid reageert, hangt af van een aantal factoren zoals het type straling, de toegediende dosis, het feit of men al dan niet chemotherapie krijgt, en de exacte plaats van de bestraling. 

    Meestal geeft een bestraling van de blaas relatief weinig huidtoxiciteit. Huidreacties ontstaan gewoonlijk rond de 2de à 3de week van de behandeling. Daarna kunnen ze geleidelijk toenemen, waarbij de huid vaak verkleurt van licht- tot soms donkerrood. Soms kunnen er gevoelige plaatsen ontstaan, met eventueel blaasjes en open wondjes. De huid begint zich weer te herstellen 2 à 3 weken na de laatste bestraling.
    Aanbevelingen:
    Deze aanbevelingen gelden enkel voor de plaatsen waar je bestraald wordt. Het is niet noodzakelijk de rest van het lichaam op dezelfde manier te verzorgen. Het is aangewezen onderstaande aanbevelingen ook de eerste weken na de behandeling te blijven toepassen tot de huid volledig hersteld is.
    • Smeer de huid in met een vochtinbrengende crème. Op de simulatie (voorbereidende scan) krijg je eventueel Flamigel® mee. Ook bij jeuk of een erg droge huid kan je deze crème gebruiken. Wij raden je aan om de crème vanaf de eerste dag van de bestraling maximaal tweemaal per dag aan te brengen op de bestraalde huid. De crème is aangenaam in gebruik, absorbeert snel en veroorzaakt geen vetvlekken.
    • Geef de voorkeur aan een douche in plaats van een bad.
    • Gebruik liever lauw dan warm water bij het wassen. Warm water maakt de huid namelijk droger.
    • Kies een vochtinbrengende zeep met een neutrale pH.
    • Vermijd kleding die schuurt of knelt. Loszittende kledij is aan te raden. Draag liefst katoenen kleding als deze rechtstreeks in contact komt met de bestraalde huid.
    Gastro-intestinale klachten
    Door de beperkte dosis op de darmen in het bekken kan er een ontsteking van het darmslijmvlies ontstaan. Hierdoor kunnen patiënten te maken krijgen met frequentere en lossere stoelgang. Eventueel kan er ook slijm- en (zelden) bloedbijmenging optreden. Je kan ook krampen en eventueel zelfs beperkte misselijkheid ervaren. Deze gastro-intestinale last start meestal vanaf de 3e of 4e week na start van de bestraling en kan tot enkele weken aanslepen.
    Aanbevelingen:
    Een dieet zal de diarree niet kunnen doen verdwijnen, omdat de voeding niet de oorzaak is van de dunnere en/of frequentere stoelgang. Bij diarree is het wel van belang een gevarieerde voeding te nemen zonder strenge beperkingen en met voldoende vocht- en zoutinname.
    • Drink voldoende, minstens 1 à 1,5 liter per dag.
    • Gebruik voldoende zout.
    • Neem kleine frequente maaltijden en kauw goed.
    • De diëtiste kan je hierover desgewenst meer advies geven. Je kan deze raadplegen via onze bestralingsafdeling.
    Urogenitale klachten
    Door de bestraling van de blaas kan er ook een ontsteking van het blaasslijmvlies ontstaan, zgn. radiocystitis. Hierdoor kunnen patiënten klagen over frequenter plassen, pijn bij het plassen en verminderde controle of continentie. Dit is een tijdelijk fenomeen dat meestal begint vanaf de 2de of 3de week na start van de bestraling en kan tot enkele weken na het stoppen van de bestralingen aanslepen.
    Aanbevelingen:
    • Drink voldoende, minstens 1 à 1,5 liter per dag.
    • Voor sommige patiënten heeft veenbessensap een preventief effect.
    • Tracht ’s avonds enkele uren voor het slapen gaan niet meer te drinken zodat je ’s nachts niet of minder vaak moet opstaan om te plassen.
    • Indien je regelmatig hebt heeft bij het plassen en frequent moet plassen kan een ontstekingsremmer aangewezen zijn.
    • In overleg met de arts kan gestart worden met meer specifieke medicatie om de plasklachten te beperken.
    • Indien de urine slecht ruikt of er troebel uitziet, kan die besmet zijn door microben. De urine wordt in dat geval best onderzocht zodat, indien nodig, antibiotica kan voorgeschreven worden.
    Seksualiteit
    Seksualiteit wordt onvermijdelijk beïnvloed door een dergelijke behandeling. Bespreek dit zeker met de arts indien je hierover meer informatie wenst.
    Aanbevelingen:
    • Mannen:
    Door de bestraling kan er tijdelijk vermindering van het libido optreden. Ook vermindering van erectiele functie is mogelijk door schade aan zenuwen, bloedvaten en zwelling van het weefsel rond de penisbasis. Meestal is dit een tijdelijk fenomeen, al is een eventuele recuperatie afhankelijk van tal van andere factoren (vb. leeftijd, libido, de erectiele functie voor de behandeling, heelkunde voor of na de bestralingen, chemotherapie en andere medicatie, psychologische factoren zoals relatie met partner en zelfbeeld,...). De sperma-producerende cellen in de teelballen zijn ook erg gevoelig aan bestraling, zodat minstens tijdelijke infertiliteit te verwachten is. Indien dit relevant voor je is (m.a.w. aanwezigheid van een kinderwens), bespreek je dit best vooraf met de arts.  
    • Vrouwen:
    Door sommige bestralingen kan het slijmvlies van de vagina ontsteken (zgn. vaginitis). Dit uit zich in irritatie, roodheid en zwelling waarbij soms ook wondjes ontstaan. Vochtafscheiding kan tijdelijk toenemen. Vaginale penetratie kan hierdoor pijnlijk zijn. Deze klachten beginnen typisch in de 2e of 3e week na start van de bestraling en verdwijnen enkele weken na het stoppen van de bestraling. Op langere termijn kan er vaginale droogte optreden, waarvoor eventueel een gepast glijmiddel dient voorgeschreven te worden. De eierstokken (ovaria) zijn erg gevoelig aan bestralingen. Bij een bestraling op het bekken zullen deze haast onvermijdelijk hun functie verliezen zodat patiënten in de menopauze komen en niet langer vruchtbaar zijn (dus geen menstruaties meer, mogelijk last van typische “overgangs”-klachten). Indien je nog een kinderwens hebt, bespreek je dit best vooraf met je arts. Indien je reeds postmenopauzaal bent, verandert er uiteraard niets door de bestralingen. Seksuele betrekkingen tijdens de bestralingen zijn toegelaten, maar kunnen door de vaginale irritatie onaangenaam zijn. Bespreek dit met je partner of breng je partner mee op consultatie.
    Vermoeidheid
    Het aantal patiënten met klachten van vermoeidheid, alsook de ernst ervan, hangt af van de duur en de soort behandeling. Meestal spreekt men van een algemene vermoeidheid die in het begin van behandeling af en toe aanwezig kan zijn en toeneemt naar het einde van de behandeling. De vermoeidheid kan nog enkele weken na het stoppen van de bestralingen aanslepen. Het belangrijkste is dat je naar je lichaam luistert en zo nodig bijvoorbeeld een middagpauze inlast. Probeer echter indien mogelijk een normaal dagritme aan te houden.


    Late effecten

    Buiten bovenstaande bijwerkingen die tijdens en kort na de bestraling optreden, kan bestraling ook bijwerkingen hebben die pas maanden tot jaren later duidelijk worden. Deze hebben veel minder de neiging om over te gaan. Men kan dit zien als een soort littekenvorming.
    Blaas
    Sommige mensen moeten wat vaker plassen. Meld dit wel aan de behandelende arts omdat uitgezocht moet worden of het een gevolg is van de bestraling of dat het een andere oorzaak heeft.
    Darmen
    Soms is de ontlasting niet meer zoals vroeger, maar wat losser en/of frequenter. In het begin kan er ook wat slijm bij zijn, en later mogelijk wat bloed. Dit laatste moet je wel altijd melden bij je behandelende arts.
    Huid
    De huid kan wat donkerder van kleur worden en het vetweefsel kan wat vaster aanvoelen.

    Elke bestraling brengt een beperkt risico met zich mee op secundaire tumoren in het bestraalde gebied. Dit uit zich pas na meerdere jaren en is vooral van belang bij jongere personen. Dit theoretische risico weegt hoe dan ook niet op tegen de noodzaak van behandeling van de huidige ziekte.


    Extra aandachtspunten

    • Radiotherapie kan ernstige gezondheidsschade toebrengen aan een foetus. Daarom mag je zeker niet zwanger zijn of worden tijdens de bestralingsbehandeling. Breng de arts onmiddellijk op de hoogte bij een mogelijke zwangerschap, ook als deze nog niet bevestigd is.
    • Breng ons op de hoogte als je een pacemaker / defibrillator / neurostimulator of een ander elektronisch apparaat in het lichaam draagt. Enerzijds kunnen door de bestralingsapparatuur elektromagnetische stoorsignalen verzonden worden die kunnen interfereren met het elektronisch apparaat in het lichaam. Anderzijds kan het apparaat schade oplopen als gevolg van de sterke energierijke straling.

    Onze artsen

    Heb je nog vragen?

    Neem contact op met de afdeling radiotherapie van het Iridium Netwerk:   
     

    • Campus Sint-Augustinus: 03/443 39 37
    • Campus Vitaz: 03/760 73 86 
    • Campus AZ KLINA: 03/298 10 00 
    • Campus ZNA Jan Palfijn: 03/800 63 50

    Deze websitepagina werd met zorg samengesteld en is zuiver informatief van aard. Aangezien de medische wetenschap zeer snel evolueert, kunnen geen garanties worden geboden m.b.t. de volledigheid van de inhoud van deze websitepagina. De informatie op deze websitepagina is algemeen van aard en dient te worden begrepen als aanvulling op de specifieke (mondelinge) informatie van de behandelend arts.

    De medische praktijk is geen exacte wetenschap, waardoor een opsomming van mogelijke complicaties op deze websitepagina nooit volledig kan zijn. Door de arts kan geen verbintenis worden aangegaan over het uiteindelijke resultaat van de beschreven behandeling.

    • Iridium Netwerk vzw • Oosterveldlaan 22 • 2610 Antwerpen • BE 0885.546.553 RPR Antwerpen • +32 3 443 37 37 • secretariaat@iridiumnetwerk.be • www.iridiumnetwerk.be
      AZ Klina • AZ Monica • AZ Rivierenland • AZ Voorkempen • GZA Ziekenhuizen • UZA • Vitaz • ZNA

    • Disclaimer
    • Cookies
    • Privacy